“Onze” Sint-Jan in het nieuws

Actueel

Categorie

Artikel

16 Mar 2023

Eerherstel voor de engelen van Lambert Hezenmans

De zestien engelen op de luchtboogstoelen aan de noordzijde van het schip van de Sint-Jan zijn terug van weggeweest. Er is weer een mijlpaal bereikt bij de restauratie. 

Door: Wim Hagemans

Categorie: Nieuws
Geschreven door: Maartje

Zestien engelenbeelden, elf gerestaureerd en vijf nieuw, werden eind november/begin december teruggeplaatst op de luchtboogstoelen aan de noordzijde van het schip. Een mijlpaal, vindt restauratie-architect Maikel Niël (Restauratie-architectuur BBM). “In elk geval een afsluiting van de restauratie van de noordelijke zijbeuken. Ik ben superblij. Een jaar of zeven zijn de beelden van de kerk af geweest. Als je nu kijkt: dit maakt de kathedraal aan deze kant weer compleet. Die beelden hóren bij de Sint-Jan.”

Is hiermee het schip van de Sint-Jan, althans de noordkant, eindelijk in zijn oude, middeleeuwse luister hersteld? Nee hoor, hoogstwaarschijnlijk niet. Bouwhistoricus Ronald Glaudemans – hij promoveerde enkele jaren geleden op het middeleeuwse beeldhouwwerk van de Sint-Jan – weet bijna zeker dat tot eind negentiende eeuw helemaal geen beelden op de luchtboogstoelen van het schip hebben gestaan.

De door verschillende beeldhouwers gemaakte engelen waren in elk geval bedacht door Lambert Hezenmans, die vanaf 1863 – hij was toen pas 22 jaar – tot zijn overlijden in 1909 als architect en vormgever een stempel drukte op de eerste restauratie van de Sint-Jan. “Er stonden eind negentiende eeuw geen beelden, of resten daarvan, op de luchtboogstoelen van het schip. Maar daar waren bij de bouw rond het jaar 1500 wel een soort schoteltjes aangebracht, en Hezenmans interpreteerde die als voetstukken om beelden op te zetten”, aldus Glaudemans. Niet onlogisch, want het staat wél vast dat op de luchtboogstoelen rondom het zo’n honderdvijftig jaar eerder gebouwde hoogkoor ook standbeelden werden geplaatst. Die waren eind negentiende eeuw nog steeds aanwezig. “Misschien was het bij de bouw wel ooit de bedoeling ook beelden rond het later afgebouwde schip te plaatsen, maar dan is het nog zeer de vraag of dat plan destijds is uitgevoerd.”

Glaudemans wijst erop dat het toevoegen van beelden in de jaren 1870-1878 wel in de restauratiefilosofie van toen paste. Men wilde ‘lege plekken’ op en in de kerk zoveel mogelijk opvullen. Zowel interieur als exterieur van de kerk werd overgoten door een neogotisch sausje, naar de mode van die tijd. Pinakels werden vernieuwd, gotische traceringen in vensters toegevoegd. Natuurstenen bekleding werd veel gladder afgewerkt dan tijdens de bouw in de middeleeuwen.

Getrouwe kopieën
In de huidige restauratiefilosofie passen geen toevoegingen en ook nauwelijks eigen interpretaties, zegt Glaudemans, die lid is van het bouwteam. Zowel bij de restauratie van de elf engelen als bij het vervaardigen van vijf nieuwe beelden is nauwkeurig gekeken hoe ze er eruit moeten hebben gezien toen ze onder leiding van Hezenmans op de Sint-Jan zijn gezet. Ze moesten getrouw gekopieerd worden. “We kiezen er nu bewust voor beelden en ornamenten zoveel mogelijk te restaureren. Pas als dat echt technisch onmogelijk blijkt, laten we een beeldhouwer een kopie van het bestaande beeld maken. Als het enigszins kan, willen we juist voorkomen dat er ineens veel nieuwe beelden op de Sint-Jan komen te staan.”

Met dit beleid wordt al snel en tamelijk rigoureus afgeweken van dat tijdens de vorige restauratie, die in 2010 werd afgesloten. “Destijds zijn de engelen aan de zuidkant van het schip, aan de Parade, allemaal vernieuwd. En het zijn geen  kopieën geworden van de beelden die er hadden gestaan. Er kwam een reeks engelenbeelden te staan van beeldhouwer Ton Mooij, met eigen interpretaties van de beeldhouwer. Het bekendste is de engel met mobieltje, ‘de bellende engel’.”

Men koos er toen dus niet voor de nieuwe beelden aan de Paradekant na te maken, met gebruikmaking van de gipsen modellen uit de negentiende eeuw die allemaal bewaard zijn gebleven. “Maar misschien wist men toen niet eens dat die modellen er nog waren”, zegt Glaudemans. De bouwhistoricus oppert dat men twintig jaar geleden wellicht sneller voor een nieuw beeld koos in plaats van restauratie, omdat men het vak van beeldhouwen in Nederland wilde behouden. Beeldhouwers moesten daarvoor aan het werk blijven, en een nieuw beeld was gemiddeld niet duurder dan restauratie.

Opgeheven wijsvinger
De restauratiegeschiedenis maakt net zo goed deel uit van het nationaal monument als de middeleeuwse bouw. Dat de zestien engelen niet altijd op de Sint-Jan gestaan hebben maar pas in de jaren 1870-1878 zijn toegevoegd, maakt ze natuurlijk niet minder waardevol. Met veel zorg zijn de beelden daarom zeven jaar geleden van hun hoge plek op de Sint-Jan naar beneden gehaald voor onderzoek. En dan zie je pas duidelijk wat ze voorstellen: een engel met kistje en twee hoofdjes, een engel met liggende lei en griffel, een engel met plaquette ‘Anno 1872’, een engel met zwaard en opgeheven wijsvinger, een engel met schildje ‘Anno 1873’, een engel met toren, een engel met rozenkrans, een engel met triangel, een engel met boot, een engel met staande lei en griffel, en een engel met tekstrol. Deze elf zijn uiteindelijk gerestaureerd. De nieuwe beelden zijn een engel met gevouwen handen op het hart en diadeem op voorhoofd, een engel met kroon, een engel met gevouwen handen (en ‘eigentijdse gezichtsuitdrukking’), een engel met dichtgeslagen boek, en een engel met opengeslagen boek en de latijnse tekst In Principio erat Verbum (In den beginne was het woord). Zestien in totaal dus, nauwkeurig gedocumenteerd. Maikel Niël:  “Ze zijn dus allemaal verschillend, allemaal met andere attributen. Waarom Hezenmans juist voor déze attributen heeft gekozen, of er een systeem in zit, is niet helemaal duidelijk.”

Kurkdroog
De meeste waren, waarschijnlijk in de jaren 1960, al eens gerestaureerd. Vooral aan de onderkant, de pijen van het middel tot de voeten, waren ze er slecht aan toe. Destijds zijn ze aangevuld met cement. Glaudemans: “We weten nu dat dit averechts werkt, want cement is veel harder. Daarmee maak je bij vriezen en dooien de rest alleen maar kapot. Daarom is dat cement nu weer weggehakt bij de restauratie.”

De beelden zijn oorspronkelijk gemaakt uit Udelfanger zandsteen. Bij de restauratie verving de Nijmeegse retaurator Adriaan van Rossem het cement door de speciaal hiervoor ontwikkelde Jahn-mortel. Vervolgens werden de beelden bijgewerkt met een silicaatverf. “Om ze te ‘ontstoren’. We zagen namelijk dat de zandsteen in de loop der decennia zwart was verkleurd. Met name de gezichten, die doorgaans het sprekendst zijn, waren zwart geworden. We hopen dat dit probleem in de toekomst kleiner wordt doordat het verkeer minder roet uitstoot”, aldus Maikel Niël.

De gerestaureerde beelden hebben uiteindelijk ook nog de sinds enkele decennia populaire behandeling van het bedrijf Ibach ondergaan in het Duitse Schesslitz bij Bamberg. Niël legt uit: “De beelden gaan eerst in een autoclaaf, een geprepareerde ruimte, om volledig te drogen. Alle poriën moeten kurkdroog zijn. Daarna worden de beelden geïmpregneerd met acrylhars. Dat gebeurt volgens de vacuümdrukmethode.”

Staand leger
De vijf engelenbeelden die opnieuw moesten worden gemaakt, krijgen niet zo’n behandeling met kunsthars. “We gaan ervan uit dat die het ook zonder heel lang volhouden, net als de beelden uit de jaren 1870. Bovendien weten we (nog) niet of die Ibachbehandeling wel meer dan vijftig jaar zijn werking behoudt en of het dus zin heeft ook nieuwe beelden met kunsthars te bewerken”, zegt Niël.

De vijf nieuwe beelden zijn gehouwen door Serge van Druten (vier stuks) en Koen van Velzen, die beiden ooit het vak leerden van beeldhouwer Ton Mooij. Anders dan de uit kalksteen vervaardigde ‘nieuwe’ engelen aan de Paradekant is nu weer gekozen voor Udelfanger zandsteen. “Je gaat bij vervanging altijd op zoek naar de steen die oorspronkelijk gebruikt werd.”

Het was echter nog een hele toer om aan bruikbare zandsteen te komen. Zandsteen is een sedimentair gesteente, waarbij lagen over elkaar zijn afgezet. Niël: “We hebben contact gezocht met de Udelfangergroeve in de buurt van Trier, waar de oorspronkelijke steen ook vandaan komt. Het lastige was dat we een laaghoogte nodig hadden van 125 centimeter, omdat de beelden die hoogte moesten hebben. We wilden rechtopstaande blokken, met liggend leger zoals dat heet. We gebruiken de steen namelijk het liefst zoals die in de natuur voorkomt. Als je zogenoemde liggende blokken uit de groeve haalt en deze kantelt om er een groter beeld uit te kunnen hakken, krijg je een beeld met staand leger. Je  weet dan niet hoe de steen zich op de langere termijn houdt. Het beeld kan dan splijten. Als je natuursteen koopt, moet je dus wel goed opletten, en markeren hoe een blok uit de groeve is gekomen. Aan de steen kun je het met het blote oog namelijk niet goed zien.”

Glaudemans voegt toe dat de engelenbeelden nog extra kwetsbaar zijn voor weersinvloeden omdat ze op de Sint-Jan volledig vrij staan, en niet met de rug tegen de muur. Zandsteen met de gewenste laaghoogte van 125 centimeter was in de Udelfangergroeve echter moeilijk te vinden. Uiteindelijk, na enkele bezoeken vanuit Den Bosch aan de groeve, kwam uit Duitsland het verlossende telefoontje dat er een geschikt blok was gevonden waaruit vijf beelden konden worden gehouwen.