“Onze” Sint-Jan in het nieuws

Actueel

Categorie

Artikel

20 Nov 2020

Restaurator Adriaan van Rossem: dienend aan de kunst

De Nijmeegse restaurator Adriaan van Rossem herstelt acht engelenbeelden van de Sint-Jan. Met engelengeduld maakt hij vingers, neuzen, vleugels en plooien in kleding weer compleet.

Tekst: Wim Hagemans

Categorie: Nieuws
Geschreven door: Maartje

Adriaan van Rossem (59) constateert dat in de loop der jaren op het gebied van restauratie-visie en -technieken veel is veranderd. De beschadigingen aan de ‘engel met tekstrol’ bijvoorbeeld, één van de engelen op de luchtboogstoelen aan de noordzijde die hij nu onder handen heeft. Hij laat ze zien: ‘Hier tegen de onderkant van het uit Udelfanger zandsteen gehouwen beeld is bij een eerdere restauratie de verweerde steen weggehakt en zijn de zo ontstane leemtes aangeheeld met cement. Dat is een ramp. Cement is keihard en moet met de slijptol verwijderd worden. Dat lukt nooit zonder enige schade aan het beeld, weliswaar niet aan het gebeeldhouwde detail, maar toch… Ik weet niet wanneer dit precies gebeurd is. Ik denk ergens in de tweede helft van de vorige eeuw. Misschien met het idee: zo kan het beeld nog even op de kerk blijven staan, het moet binnen afzienbare tijd toch een keer vervangen worden. Destijds dacht men anders over restaureren. Er werd veel sneller overgegaan tot het vervangen van verweerde steen. Met de betere conserveringsmethoden en mortels die we tegenwoordig hebben, kunnen we veel meer oorspronkelijk beeldhouwwerk behouden. Daarmee kunnen we ook beeldhouwwerk uit de negentiende eeuw handhaven en zo de restauratiegeschiedenis van de Sint-Jan zichtbaar maken. Van Rossem vindt dat beschadigde of deels vergane beelden van de Sint-Jan als het maar enigszins kan gerestaureerd moeten worden. “Als ze tenminste nog voldoende zeggingskracht hebben.” Van tien engelen die vanaf 1865 op de Sint-Jan zijn geplaatst, worden er acht gerestaureerd. Het tiende beeld wordt opnieuw gehakt. Soms, zoals bij de engel met de rozenkrans, maakt Adriaan van Rossem een volledig verminkt gezicht weer sprekend. Maar vaker gaat het bij de restauraties om vingers die zijn geknakt, vleugels die in de loop der jaren hun uiteinden verloren zijn, een neus die is verdwenen of plooien van een mantel die, nadat de oude cementreparatie eruit geslepen is, moeten worden teruggebracht met restauratiemortel. “Van zo’n plooi is soms slechts een dun staafje natuursteen over. Ik heel dat dan netjes aan.” Twee jaar geleden vroeg het bouwteam van de Sint-Jan aan Van Rossem de eerste vijf luchtboogstoelbeelden te restaureren, die toen op de werf bij aannemer Nico de Bont stonden. “Precies dertig jaar daarvóór had ik mijn eerste opdracht voor de Sint-Jan gekregen. Ik ben toen drie maanden in de bouwloods aan het werk geweest om een deel van het middeleeuwse beeldhouwwerk te herstellen dat van de kerk was gekomen. Dat werd niet gerestaureerd, maar zou in het museum een plaats krijgen. Ja, ook die beelden, vaak reliëfs tegen de gevel, moeten dan worden opgeknapt want ze komen niet onbeschadigd van de kerk af. Dan zet je de stukken weer aan elkaar met behulp van een dook.”

Specialiteit Roestvrijstalen doken (staven of pennen) en krammen (u-vormige haken) om de reconstructie van beelden te verstevigen of om afgebroken delen weer vast te zetten maakt Van Rossem in zijn atelier in Nijmegen in diktes van één tot 16 millimeter. Dookverbindingen maken was al één van zijn specialiteiten toen hij zich als jonge restaurator nog moest invechten in zijn vakgebied. Marmervullingen maken was een andere. De kunst is om scheuren in marmer op te vullen met een speciaal mengsel dat net zo hard wordt. “Ik heb in 2008 twee marmeren reliëfs gerestaureerd van het oksaal van de Sint-Jan dat thans in het Victoria & Albert Museum in Londen staat.” De reliëfs, van de hand van Hans van Mildert, hangen nu weer in de Sint-Jan.” Van Rossem noemt zichzelf een ‘praktijkrestaurator’. “Met twee rechterhanden, hoewel ik linkshandig ben”, lacht hij. “Ik ben geen theoreticus, die op een restauratie promoveert. Ik wil het vak in de vingers hebben.” Hij heeft het geleerd in Londen. Hij werkte er zes jaar voor een restauratiebedrijf en studeerde drie jaar in deeltijd Archaeological conservation and materials science aan de universiteit van Londen. “Een technische opleiding, met chemische achtergrond. Ik snap iets van scheikunde en weet iets van te gebruiken materialen, kleur, weersinvloeden en conservering van natuursteen.” Kennis die nu naast zijn ruime ervaring met doken en krammen uitstekend van pas komt bij het werk aan de beelden van de Sint-Jan. De aanhelingen, de nieuwe vleugeltips, vingers, neuzen en andere beschadigde delen worden ook nog op kleur gebracht.

Plooien Terug naar de engel met tekstrol, waarvan de restauratie is begroot op 68 werkuren. In deze engel heeft Van Rossem een roestvrijstalen staaf van 14 millimeter dik en 49 centimeter lang gelijmd om de stabiliteit te waarborgen. Het beeld zelf is ongeveer 1.20 meter hoog. Vanuit alle hoeken bekijkt hij de plooien die hij zojuist heeft gemodelleerd in de tuniek (onderrok). Met zijn laptop erbij met daarin foto’s van de oorspronkelijke negentiende-eeuwse gipsen modellen die nog in de bouwloods worden bewaard. “Driekwart van de onderkant is nieuw. Ik zie nu dat ik die ene plooi iets schuiner moet maken. Iets weghalen aan de ene kant, en aanhelen (toevoegen) aan de andere zijde.” Dat aanhelen doet Van Rossem met zogenoemde Jahn-mortel, een mengsel van steenstof, diverse andere componenten en een klein beetje cement. De Duitse ontdekker van het recept, Jahn, heeft zijn geheim onlangs meegenomen in het graf. “Andere mortels zijn niet zo fijn als deze. Ze proberen nu een goede vervanger te maken. Gelukkig heb ik nog een voorraad Jahnmortel staan.”

Veel geduld Adriaan van Rossem was in de jaren 1990 als part-time restaurator in dienst bij Museum Het Valkhof in Nijmegen, maar werkte als zzp’er ook voor tal van andere musea en restaureerde in vele kerken. Had hij niet liever zelf de beeldhouwer willen zijn, om naar eigen idee iets moois te maken, in plaats van ´alleen maar´ het beschadigde werk van anderen te repareren zodat dit nog een eeuwigheid mee kan? Juist níet. “Ik hoef niet zo nodig zelf kunst te scheppen. Ik volg heel erg het bestaande object. Ik ben dienend aan de kunst, en heb daar ook veel geduld mee. Het bijzondere van míjn werk is ook dat er in de loop der jaren heel veel moois uit vele eeuwen door mijn handen is gegaan, van Romeinse objecten uit de eerste eeuw na Chr. tot twintigste-eeuwse moderne kunst. Vier van de engelen van de Sint-Jan heeft Van Rossem nu klaar. Dat wil zeggen: klaar om te worden behandeld bij het Duitse Ibach. Daar worden ze met een kunsthars geïmpregneerd voordat ze op de Sint-Jan worden teruggeplaatst. “Dan pas heb je weer stevige beelden die niet snel meer zullen verweren.”

Fotobijschrift: Adriaan van Rossem heeft in zijn atelier in Nijmegen het cement weggeslepen en de onderrok van de engel met tekstrol hersteld. Hij werkt de plooien bij. (foto Wim Hagemans)