Bij de start van de restauratie van de noorderzijbeuk van de Sint-Jan enkele jaren geleden heeft het kerkbestuur besloten het werk anders te gaan aanpakken. “We werken nu met een bouwteam. We maken het restauratieplan voortaan in samenspraak met de aannemer en de adviseurs”, zegt opzichter Maikel Niël van Restauratie-architectuur BBM. Tijdens het werk zijn nu weinig (financiële) verrassingen meer te verwachten.
Tekst: Wim Hagemans
Voorheen had de aannemer, Nico de Bont BV, elk jaar één travee en één steunbeer onder handen. Bij de nieuwe werkwijze staan niet één maar twee traveeën en steunberen tegelijkertijd in de steigers. “We huren die nu zelf. Wanneer het werk aan een travee en steunbeer klaar is, worden de steigers daar afgebroken en meteen aan de andere kant weer opgebouwd. Vervolgens gaan we samen met de aannemer de blokken stuk voor stuk bekijken. Vóórdat de aannemer aan het werk gaat, weten we hoeveel blokken wél en hoeveel niet moeten worden vervangen. Wanneer we twijfelen in hoeverre de natuursteen verweerd is, nemen we de tijd om daarover te overleggen. Als we denken dat de steen niet helemaal hoeft te worden vervangen, kunnen we besluiten die in te boeten. Dan vervangen we alleen een stukje in een te handhaven blok. Als er nog minder schade is, kunnen we besluiten het blok aan te helen met reparatiemortel.”
Dankzij de nieuwe werkwijze zijn de kosten van restauratie voortaan veel beter in te schatten. De toestand van alle natuursteenblokken is nauwkeurig in kaart gebracht. Er is meer administratie vooraf, maar er is ook meer prijszekerheid.
De keus om aan twee traveeën tegelijkertijd te werken is gemaakt na ervaringen in vorige restauratiefasen. Niël: “We zijn er iets flexibeler door. Er is minder druk op de planning. Het gaf soms ook wel wat stress om het werk steeds op tijd, bijvoorbeeld vóór de winter, af te krijgen. Uitvoering is vaak een race tegen de klok, terwijl je een goede afweging wil kunnen maken, en dus niet onder tijdsdruk wil zitten.”
Bij die afweging worden behalve het kerkbestuur, architect en aannemer ook de deskundigen van gemeente, provincie en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed betrokken, die deel uitmaken van het bouwteam. “Bij een bouwkundige opname vooraf kun je samen al heel veel afkaarten, en dan heb je tijdens de uitvoering veel minder meningsverschillen. En doordat we het werk opknippen in kleine stukjes en bij de planvorming de aannemer en de adviseurs betrekken, leren we steeds van een vorige fase. We zijn onszelf continu aan het verbeteren”, aldus Niël, die voor zichzelf als opzichter een bemiddelde rol ziet tussen opdrachtgever en uitvoerenden.
Het overleg in bouwteamverband is ook om andere reden handig. Op gebied van restauratie-ethiek (wat doe je wél, wat doe je niet?) is er in de afgelopen decennia veel beweging geweest. Het lijkt niet verkeerd om bij de keuzes die worden gemaakt ook de aannemer in een vroeg stadium te betrekken. Niël: “Vanaf 1870 is de hele noordbeuk van de Sint-Jan integraal vernieuwd. Dat is heel rigoureus gedaan. Nu gaan we veel genuanceerder om met restauratie. We proberen tegenwoordig zo veel mogelijk natuursteen te bewaren. Er is veel meer de neiging te conserveren dan te vervangen.”
De bouwkundig geschoolde en ooit als steenhouwer opgeleide Niël is het daar zelf volop mee eens, waarmee hij ook zijn eigen achtergrond niet verloochent. Bouwhistoricus is hij namelijk toevallig ook nog. “Een bouwhistoricus wil zoveel mogelijk conserveren. Maar als architect staan wij in voor de restant-levensduur van een gebouw. Dan heb je het meer over technische aspecten. De esthetische waarde van de Sint-Jan komt daar nog bij. Ook over esthetische voorkeuren gaan we de discussie in het bouwteam vaak aan. Wat is mooi, wat is technisch houdbaar? Wat is acceptabel? Dat is het spanningsveld waar je in werkt.”
Met gevoel voor het oorspronkelijke restaureren, dat is volgens Maikel Niël de huidige visie op de restauratie van de Sint-Jan. “Wanneer je besluit meer te gaan bewaren, moeten vormen en contouren van bestaand steenhouwers- en beeldhouwwerk nog wel zichtbaar zijn en niet te ver afgesleten. Anders is de oorspronkelijke profilering die je wil navolgen immers niet meer bekend. We hopen dus maar dat ze bij de restauratie in de negentiende eeuw de originele profilering gehandhaafd hebben. Zeker weten we dat niet. Er zijn maar een paar foto’s uit de negentiende eeuw. Hier en daar vind je nog een schets of een krabbel uit die tijd. Alleen sóms komen we op de kathedraal nog ergens iets oorspronkelijks tegen.”
Dit jaar nog wordt begonnen aan het zevende en laatste travee en de laatste steunbeer van de noorderzijbeuk, het deel bij het noordtransept waar de erwtenman te vinden is. De steigers worden binnenkort daarheen verplaatst. In 2021 wordt de restauratie van de noorderzijbeuk afgerond.