Beeldhouwwerk aan de Sint-Jan is na vele decennia vaak verweerd, er ontbreken stukken aan, en sommige beelden zijn door weersinvloeden zelfs onherkenbaar verminkt. Als je ze gaat opknappen of vervangen, hoe weet je dan wat de bedoeling was van de beeldhouwers van de kerk in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw?
Geschreven door: Wim Hagemans
Dat weten we nooit precies, legt bouwhistoricus Ronald Glaudemans uit. Hij zit namens de gemeente ’s-Hertogenbosch in het bouwteam van de restauratie. Wat we wél weten, is hoe bij de eerste grote restauratie van de Sint-Jan eind negentiende eeuw werd gedácht dat het geweest moest zijn. Dat danken we aan vele honderden modellen van gips, die worden bewaard in de niet voor publiek toegankelijke ‘gipskamer’ van het Museum De Bouwloods. “De meeste dateren van rond 1880. Ze werden gemaakt als voorbeeld voor de beeldhouwer. Die kon dan in de winter, wanneer niet buiten aan de Sint-Jan kon worden gewerkt, naar het model in de bouwloods de nieuwe beelden hakken.”
Volgens Glaudemans gingen de restaurateurs in de negentiende eeuw rigoureus te werk. De waarde van origineel beeldhouwwerk op de Sint-Jan zag men nauwelijks in. Daarom werd aanvankelijk bijna niets bewaard van wat van de kerk af kwam. Maar er werden voor de restauratie wel tekeningen gemaakt en vervolgens gipsen modellen. We moeten ervan uitgaan dat die voor zover mogelijk gebaseerd waren op wat men op de Sint-Jan aantrof. Vaak waren ze echter ontsproten aan de fantasie van de restauratie-architect omdat niet of nauwelijks bekend was wat er had gestaan.
De meeste modellen zijn de jaren daarna wél bewaard gebleven en ze zijn nu nog steeds van onschatbare waarde. Ze worden bij de huidige restauratie opnieuw gebruikt wanneer verweerde en beschadigde negentiende-eeuwse beelden worden opgeknapt of weer vervangen.
Vorig jaar is naar een gipsen model van Thomas van Aquino nog een nieuw beeld gehouwen voor de noordelijke zijbeuk van de kerk. Zo gaat het op dit moment ook bij de tien engelen op vijf luchtboogstoelen aan die kant van het schip. Glaudemans: “In de negentiende eeuw waren de beelden daar allemaal verdwenen. De modellen van de engelen zijn gewoon bedacht en toegevoegd. We weten niet zeker of daar in de middeleeuwen überhaupt engelen hebben gestaan.” De engelen zijn er nu echter, na ongeveer anderhalve eeuw, slecht aan toe. “We willen de beelden die er nog zijn zoveel mogelijk restaureren en terugplaatsen. Alleen drie beelden, waarbij dat echt niet meer kan, worden vervangen door nieuwe kopieën. En daarbij maakt de beeldhouwer gebruik van de ongeveer 60 centimeter hoge modellen.”
Volgens bouwkundig beheerder Joan van den Hurk staan in de kelder van De Bouwloods zeker 500 gipsen beelden. De meeste hebben meer dan honderd jaar overleefd, en niet onder de meest ideale omstandigheden: in de oude houten bouwloods, die nog geen museumfunctie had en waar alleen werd gewerkt. Geen wonder dat er hier en daar weleens stukjes ontbreken. Van den Hurk: “Tenen en vingers breken het eerst af. Soms is een stuk van het hoofd zoek. Als iets afbrak en op de grond viel, zal het ook weleens weggegooid zijn.” Vele decennia lang stonden de gipsbeelden tussen aangetaste natuurstenen fragmenten die van de Sint-Jan waren gehaald. Na de restauratie die in 2010 werd afgesloten hebben ze in de kelder van de bouwloods een aparte ruimte gekregen. Glaudemans: “Alles is toen gefotografeerd. Ontwerpmodellen, maar ook gipsen afgietsels die in de negentiende eeuw wel werden gemaakt om ergens tentoon te stellen of om er weer nieuwe beelden mee te maken. Veel van de bewaarde gipsbeelden hebben hun waarde voor een tweede of derde keer bewezen. Je zou het hele noordportaal van de kerk er opnieuw door kunnen maken, met onder andere alle hoofden van alle twaalf stamvaders en de vierentwintig Oudsten. We zijn dus heel zuinig op deze modellen. We willen ze allemaal nog een keer in de computer zetten zodat in de toekomst alles gemakkelijk terug te vinden is.”