Kerk en stad kennen een rijke historie. Welvaart en tegenspoed. Oorlog en vrede. Bezoeken van koningen en keizers. Vroomheid en beeldenstorm. Brand en herstel. Hoogtepunten en dieptepunten. De historie van onze kerk in chronologische volgorde.
Hendrik van Brabant sticht in 1185 op het hertogelijke domein Orthen een nieuwe stad: 's-Hertogenbosch. Aanvankelijk gaan de burgers in de Sint-Salvatorkerk in Orthen ter kerke.
Omstreeks 1220 begint men met de bouw van een eigen kerk, toegewijd aan Sint-Jan de Evangelist. Dit bakstenen kerkje in romaanse stijl wordt gebouwd op 'de Pepers', een stuk grond van de hertog, buiten de stadsmuren. Van deze eerste Sint-Jan is weinig bekend en ook weinig behouden. Alleen het onderste deel van de huidige toren herinnert nog aan deze tijd.
In 1318 geeft hertog Jan III van Brabant toestemming om de vestingwerken van de stad 's-Hertogenbosch uit te breiden. Daardoor komt de Sint-Jan veilig binnen de muren te liggen. Ook krijgt in dat jaar een broederschap, die zich de verering van Maria tot doel heeft gesteld, officieel erkenning van de bisschop van Luik.
Deze 'clercbroederschap onser Vrouwen', later de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap geheten, bestaat aanvankelijk uit 'gezworen broeders', hooguit enkele tientallen en allen geestelijken. Maar snel sluiten zich duizenden ‘buitenleden’ aan, mannen en vrouwen, afkomstig uit heel West-Europa. Daarmee wordt de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap een rijke en toonaangevende organisatie.
Op 20 januari 1366 verheft de bisschop van Luik de Sint-Jan tot collegiale kerk waaraan een kapittel van dertig kanunniken wordt verbonden. Zij zingen het dagelijks koorgebed, zorgen voor het onderwijs in de stad en beheren de kerk.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de vestiging van dit kapittel en de ontwikkeling van de stad tot een van de grootste van Noord-Nederland eraan hebben bijgedragen dat de Bosschenaren het tijd vonden worden voor een nieuwe kerk. Te bouwen in de stijl van die dagen, de gotiek. Een bouwstijl die in de loop van de twaalfde eeuw in Noord-Frankrijk was ontstaan.
In 1380 wordt begonnen met de bouw van de gotische Sint-Jan naar een ontwerp van Willem van Kessel. Hij is als bouwmeester aan de Sint-Jan verbonden van ongeveer 1380 tot 1407, mogelijk zelfs nog tot aan zijn dood omstreeks 1425. Op dat moment zijn het hoogkoor, de kooromgang en de straalkapellen voltooid. Tijdens de bouw blijft de romaanse kerk gewoon in gebruik.
Omstreeks 1380 vindt men in de steenhouwersloods van de kerk een oud - en lelijk - Mariabeeld. Maar omdat zich rondom het beeld enkele mirakelen voordoen, krijgt de Zoete Lieve Vrouw een eigen kapel in de kerk. ‘s-Hertogenbosch groeit uit tot bedevaartsplaats.
Kenmerken gotische kerk
Door toepassingen van spitsbogen en kruisgewelven werd de stabiliteit flink vergroot. Tegelijkertijd werd zo bereikt dat het gewicht niet meer op de gehele breedte van de muur drukte, maar zich op enkele punten concentreerde. Om de druk op die punten te ontlasten, bracht men aan de buitenzijde van koor en schip luchtbogen aan. Nu de muren niet langer nodig waren om het gewicht van daken en gewelven te torsen, konden er grote ramen in worden gemaakt. De kerken werden zo hoger, ruimer en lichter.
In 1413 maakt de paus de Sint-Jan officieel los van de Sint-Salvator-kerk in Orthen. De Sint-Jan is dan al lang groter dan haar moederkerk, maar heeft nog steeds geen eigen leiding. Na de uitspraak van de paus krijgt ’s-Hertogenbosch eindelijk een eigen pastoor. De parochie van Sint-Jan omvat op dat moment het gehele gebied binnen de vestingmuren.
Op 8 mei 1481 wordt in de Sint-Jan de Orde van het Gulden Vlies gehouden: 33 in hoog aanzien staande adelijken bezoeken samen met hun grote gevolg enkele dagen de kerk. Onder hen Keizer Maximiliaan, diverse hertogen en ridders. De pas 3-jarige Filips de Schone, de latere vorst der Nederlanden en kortstondig Koning van Spanje, wordt in de Sint-Jan geridderd.
De kerk krijgt door deze in West-Europa in hoog aanzien staande gebeurtenis nog meer uitstraling. Het zijn de hoogtijdagen van de Sint-Jan als bedevaartsoord met het mirakelbeeld en plek van vroomheid met een voorname status.
Op 12 mei 1559 benoemt paus Paulus IV, in samenspraak met Koning Philips II, de heer van de Nederlanden, veertien nieuwe bisdommen in De Nederlanden, waaronder ’s-Hertogenbosch. De koning wil zijn greep en het toezicht op de katholieke gelovigen versterken.
De bisschop van ‘s-Hertogenbosch krijgt de Sint-Janskerk toegewezen als zijn kathedraal, waardoor het collegiaal kapittel wordt verheven tot de rang van kathedraal kapittel. De eerste bisschop van 's-Hertogenbosch is Franciscus Sonnius.
Op 22 augustus 1566 woedt in ’s-Hertogenbosch de Beeldenstorm. Hervormden onder leiding van de Calvinistische predikant Cornelis Walraven uit Diest vernielen en plunderen vele kapellen, kloosters en kerken, waaronder ook de Sint-Jan.
Een tweede Beeldenstorm in oktober van dat jaar treft de Sint-Jan opnieuw zwaar. Ook de kapel van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap wordt dan grondig vernield. Dankzij de steun van de regering in Brussel versterken de katholieken geleidelijk aan weer hun positie. Eind 1566 preekt de katholieke geestelijkheid weer in de kerk. In april 1567 verlaten de hervormden massaal de stad.
In 1569 verdelen het stadsbestuur en het kapittel van de Sint-Jan de stad in vier parochies. In de regeling wordt vastgelegd dat de kapel van Sint-Jacob en de kapel van Sint-Pieter tot parochiekerk worden verheven. De kloosterkerk van de Kruisheren wordt parochiekerk van Sint-Catherina.
Bisschop Sonnius keurt de parochieverdeling goed. De Sint-Jan moet delen van haar territorium afstaan, maar blijft zelf wel als parochiekerk bestaan. Met nadruk stelt het stadsbestuur, dat de gedoopten in de drie andere parochiekerken dezelfde privileges bezitten.
Op 25 juli 1584 slaat de bliksem in de houten middentoren 85 meter hoog, met op de spits een koperen Sint-Jansbeeld. Vanaf de brandende toren daalt een verwoestende vonkenregen neer op de daken van de kerk.
Het vuur bereikt ook de westtoren en de beiaard en de luidklokken storten smeltend neer. Ook het grote orgel, dat tegen de oostelijke muur van de toren staat, wordt vernield. Uiteindelijk stort het restant van de toren brandend neer op het zuidertransept. De ravage is onbeschrijflijk.
Het herstel van de kathedraal kost veel tijd en geld. De daken komen pas in 1594 gereed. Vanaf 1610 worden nieuwe kunstwerken vervaardigd; ter vervanging van wat verloren ging, maar ook als uitdrukking van het triomfantelijke zelfvertrouwen van de contrareformatie.
Coenraed van Norenborch vervaardigt een nieuw oksaal en de Antwerpse kunstenaar Hans van Mildert een nieuw hoofdaltaar. Deze schitterende renaissancekunstwerken gaan in de negentiende eeuw voor de Sint-Jan verloren. Wel behouden blijft het monumentale orgel tegen de westtoren. Met de voltooiing van dit orgel wordt in 1622 het herstelwerk na de grote brand van 1584 afgerond.
Na een beleg dat ongeveer vier-en-een-halve maand duurt, trekt Frederik Hendrik, de Prins van Oranje, op 17 september 1629 met zijn troepen de stad in. Twee dagen later vindt de eerste hervormde dienst plaats in de Sint-Jan.
Alle katholieke geestelijken krijgen twee maanden de tijd om de stad te verlaten; de kerkelijke goederen vervallen aan de Staten Generaal.
Tot 1813 dient de Sint-Jan als gebedshuis voor de Nederduits Gereformeerde gemeente. Ongeveer een vijfde deel van de Bossche bevolking wordt protestants, de rest blijft katholiek en is voor de godsdienstuitoefening aangewezen op schuilkerken.
In 1646 wordt de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap – in de volksmond ook wel Zwanenbroeders genoemd - na een heftige discussie omgevormd tot een gemengd protestants-katholieke vereniging van maximaal 36 leden, van beide geloven 18. Er komen nieuwe statuten. Voor buitenleden is geen ruimte meer.
Een groep orthodoxe predikanten, onder wie dominee Voetius, ageert furieus tegen de omzetting van de Broederschap, waarbij toch nog plaats is voor katholieken. Heftige polemieken zijn het gevolg.
In 1818 wordt de Prins van Oranje, de latere koning Willem II, uitgenodigd om Zwanenbroeder te worden. Sindsdien zijn vele leden van het Koninklijk Huis lid van de broederschap. Hiermee wordt in zekere zin de oude draad weer opgenomen. Ook de huidige Koning, Willem-Alexander, is evenals zijn moeder Beatrix lid van de Broederschap.
De stichting van de Bataafse Republiek na de komst van de Fransen in 1798 is voor de politieke en kerkelijke verhoudingen een keerpunt. De Nederlands Hervormde kerk is niet langer als staatskerk bevoordeeld. De Bossche katholieken krijgen weer hoop de Grote Kerk, zoals de Sint-Jan toen heette, terug te krijgen.
In mei 1810 zegt Napoleon Bonaparte bij zijn bezoek aan de stad toe, dat de katholieken hun kerk terugkrijgen. Maar na de nederlaag van de Fransen vergt het nog enige tijd van moeizaam onderhandelen om het bezit van de Sint-Jan te regelen. Op 11 december 1816 ondertekent koning Willem I uiteindelijk het Koninklijk Besluit, waarbij de Sint-Jan definitief aan de katholieken wordt teruggegeven.
In 1840 wordt de Sint-Jan weer parochiekerk. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie wordt ook het bisdom 's-Hertogenbosch in ere hersteld. Mgr. Zwijsen wordt er in 1853 tot bisschop benoemd.
Hij beijvert zich om het beeld van de Zoete Lieve Vrouw terug te halen uit Brussel. Dat lukt. Zij het moeite, want de Belgen zijn het beeld in ruim 250 jaar als hun eigendom gaan beschouwen. Maar de overredingskracht van Mgr. Zwijssen is groot. Hij slaagt er zelfs in ook het Mirakelboek terug te halen naar de Sint-Jan.
Op 27 december, de feestdag van Johannes de Evangelist, keert het Mirakelbeeld in een plechtige processie terug in de Sint-Jan.
De protestanten hebben naar vermogen geprobeerd de Grote Kerk te onderhouden. Het verval is echter onstuitbaar; midden 19e eeuw groeien er gras, planten en struiken op sommige delen van de Sint-Jan. Pinakels, kruisbloemen en andere versieringen zijn ernstig aangetast of zelf geheel verdwenen.
In 1853 schrijft het Provinciaal Genootschap dan ook een wedstrijd uit voor een restauratieplan. Uiteindelijk wordt de beeldhouwer en bouwkundige Stephen L. Veneman als architect aangewezen. Onder zijn leiding start in 1859 de restauratie met het herstel van het noordertransept. Na drie jaar neemt Lambert Hezenmans de leiding over.
Op 22 juni 1929 krijgt de Sint-Jan bij het 75-jarig jubileum van de terugkeer van het Mirakelbeeld per decreet de eretitel basiliek.
Er zijn twee soorten basilieken. De basiliek majores zijn in het bezit van een pauselijk altaar en een Heilige Deur, die alleen in het Heilig Jaar geopend wordt.
De majores bevinden zich in Rome: Sint-Jan van Latheranen, Sint-Paulus buiten de muren, Maria Maggiore en Sint-Pieter. Buiten Rome wordt er ook wel toegerekend Sint-Franciscus te Assissië. Nederland heeft acht basilieken minores, waaronder de Sint-Jan.
De eerste restauratie van de Sint-Jan is omstreeks 1946 klaar. De tweede start in 1961 en zal tot 1985 duren. Nu worden ook de grote westtoren en het vervuilde en beschadigde interieur meegenomen.
Van onder vele oude en loszittende kalklagen komt de oorspronkelijke beschildering weer tevoorschijn. Deels is deze tweede restauratie ook ‘de restauratie van de restauratie’. Veel eerder toegepaste steensoorten blijken niet altijd even geschikt te zijn.
In juni 1984 worden de bouwloodsen bij de Sint-Jan afgebroken en op 31 december 1985 wordt de restauratiecommissie definitief opgeheven.
Er is dan een jaar achter de rug met veel feestelijkheden rond de ingebruikname van de gerestaureerde kathedraal tijdens de achthonderdste verjaardag van de stad. Hoogtepunt voor de Sint-Jan én de stad is het bezoek van de Paus Johannes Paulus II aan de kathedraal.
Ruim vijf jaar na het einde van de tweede restauratie worden weer ernstige vormen van verwering geconstateerd aan de noord- en oostzijde van de Sint-Jan. Kraagstenen en pinakels raken los en er is dreigend gevaar voor vallend gesteente en vandalisme. Het reguliere onderhoudswerk is niet meer toereikend.
Het masterplan voor weer een restauratie, dat in maart 1998 wordt opgesteld, omvat de grootschalige vervanging van tufstenen beeldhouw- en steenhouwerswerk. Twee jaar later blijkt het nodig ook de verroeste ankers te vervangen. Dat betekende dat de gevels steen voor steen moeten worden gedemonteerd en later weer opgebouwd. De Sint-Jan staat vervolgens voor tien jaar in de steigers.
Het omvangrijke project, waarin gedurende de laatste twee jaar ook nog de zuidkant van de Sint-Jan wordt betrokken, kent eind 2010 zijn succesvolle afronding.
Dankzij de steun van de rijksoverheid, de provincie Noord-Brabant en de gemeente ’s-Hertogenbosch, die 80 procent van de kosten voor hun rekening nemen en vele gulle gaven van particulieren en bedrijven die via de Stichting Nationaal Monument Sint-Jan worden bijeengebracht, is het resultaat prachtig.
De Sint-Jan staat er weer pico bello bij. Om dat zo te houden blijft jaarlijks onderhoud een voorwaarde. Daar is veel geld mee gemoeid. Alleen als we de handen ineen blijven slaan, kunnen we de Sint-Jan in de toekomst van omvangrijke steigers vrijwaren.